LLW 2050 Hubs

Het aha-moment

Wat herinner je je als doorslaggevende momenten? Positief, maar mogelijk ook negatief?

Filip Burgelman: Voor mij was er een AHA-moment toen de beslissing viel dat we het concept gaan inkantelen als een leerobject voor een hogeschoolbreed en regiobreed keuzevak. Alle studenten uit al onze campussen kunnen ervoor kiezen. We noemen het nu nog LEF-LAB. Dat gaat voor de studenten over 6 studiepunten, wat niet weinig is. In dat LAB gaan we werken aan gelijkaardige uitdagingen zoals die waar we aan gewerkt hebben in het project. Aan uitdagingen is er geen tekort, die liggen er al. We werken daarvoor samen met (buurten in) de stad Mechelen als intermediair. Toen zag ik in dat we echt wel aan onderwijsinnovatie aan het werken zijn. In een pure onderwijscontext zouden we dit nooit op deze manier hebben kunnen organiseren.

We moeten niet inbreken in curricula, want we werken aan interdisciplinaire competenties. Veel opleidingen waren hier vragende partij voor. Het is niet de klassieke community service learning waar er gewerkt wordt aan één probleem. Maar we gaan echt de project-methodiek toepassen waar er in co-creatie gewerkt wordt aan door de gemeenschap of buurt aangereikte problemen. We mikken op een groep van 10 à 12 studenten uit verschillende opleidingen die in een vergelijkbare context samenwerken. We zien dat ook als een hefboom naar sociaal ondernemerschap. Ook onze studenten van Studio Scharnier voelen dat er meer kan inzitten dan louter een afgebakend project. Zij hebben al wat ideeën voor een mogelijke startup.

Het aha-moment
Hilde Vandenhoudt: Je ziet dat dit project het ondernemerschap bij onze studenten triggert. Want in onze hogeschool werken studenten al vaak aan een probleem dat door een bedrijf bij hen wordt neergelegd, vaak ook interdisciplinair. Daarbij blijven ze voornamelijk op de campus, en werken ze aan een oplossing voor één bedrijf. Hier is het echt wel de bedoeling om met de quintuple helix aan de slag te gaan. Dat idee is ons ook aangereikt door ESF, want we waren dat in het begin niet echt van plan.

Dat was voor mij ook wel een AHA-inzicht. We, en ook de studenten, leerden daaruit dat het belangrijk is dat alle partijen betrokken zijn bij de oplossing, want anders heeft ze geen kans van slagen. Meer over ‘Samen organiseren voor transitie’ lees je hier. Dat is de kracht van diversiteit en dat iedereen met een heel andere bril op naar de dingen kijkt en dus ook andere waardevolle input geeft.Meer over ‘Inclusie in cocreatie’ lees je hier.

Gerd Van Den Eede: Voor mij was een belangrijk inzicht dat ik gezien heb dat de methodiek echt wel werkt, maar dat die vooralsnog niet duurzaam is. En dat we daar dus verder op moeten zoeken naar hoe we dit wel duurzaam kunnen maken. Dus weer hoe we dat in een goed werkend bedrijfsmodel kunnen gieten.

Myriam Heeremans:  Voor mij, en voor VOKA, is er het inzicht dat niet elk probleem vanuit een bedrijf geschikt is om in te brengen in zo’n hub. We geloven er nog wel altijd in, en we zijn voor innovatie en samenwerking met onderwijsinstellingen. Het feit is dat we gewoon ook mild moeten kunnen zijn, en niet moeten vasthouden aan het ideaalbeeld dat alles meteen klikt en werkt. Ik zie het potentieel wel voor bepaalde problemen. Bijvoorbeeld voor een bedrijf dat wel werknemers vindt maar dat ze een vervoersprobleem hebben om er te geraken. Of om af te rekenen met vandalisme in de buurt van het bedrijf. Of om bij te leren over hoe je de verkoop kan stimuleren door het gebruik van sociale media. Of hoe je als kleine ondernemer moet doorgroeien naar echt leiderschap… VOKA biedt daar wel al opleidingen voor. Maar hier is het een heel andere weg naar de oplossing. Toch zal het lastig blijven om bedrijven te engageren om zich voor enkele sessies van drie uur vrij te maken…

Hilde Vandenhoudt: Het vraagt inderdaad een (groot) stuk engagement waar mogelijk niet onmiddellijk de return van te zien is.

Negen transitie-experimenten verkregen vanuit het Europese Sociaal Fonds financiering en ondersteuning.