Wendbare ruimte voor leren

Waarover gaat dit?

De ruimte voor leren is in verandering. Dat geldt zowel voor het leren in een onderwijscontext, als voor andere leeromgevingen. Denk bijvoorbeeld aan hoe bedrijven of ondernemers ervaring, expertise en know-how dienen te ontwikkelen om hun producten of diensten te verbeteren. Naast formele leerprocessen zijn er ook nog allerlei informele vormen van leren die nauw aansluiten bij onze dagelijkse leefwereld. Leren rekenen doe je ook als je bij de bakker een brood betaalt of aankopen doet voor een fuif bij de jeugdbeweging. Informele leerprocessen kunnen ook ontstaan wanneer mensen vanuit een gedeelde nood of passie een ‘community of practice’ vormen waarin zij kennis, ervaring of skills met elkaar uitwisselen.

De overtuiging dat het leren niet één-op-één samenvalt met wat zich tussen de school(m)uren afspeelt, maar in principe overal en altijd kan plaatsvinden is niet zonder gevolgen. Doet de ruimte voor het leren er dan nog wel toe? En welke rol speelt de plek of de omgeving waarin we leren dan nog? 

Wendbare ruimte voor leren

 Samengevat:

+ geen afgesloten in zichzelf gekeerde enclave, maar een open leeromgeving

+ ruimte niet langer louter vanuit een interne logica of schoolse instelling georganiseerd

+ het leren gebeurt ook buiten de school(m)uren

+ onderwijsinstellingen als een van de vele stakeholders die verantwoordelijk is  voor het leren

“De zelfstandige, op zichzelf staande figuur van de traditionele school voldoet niet langer als denkmodel. De ruimte van de school kan niet langer simpelweg beschouwd worden als een enclave waarin ze zich isoleert. Haar ruimte staat open, of ten minste in een open relatie tot wat haar omringt.”

Châtel, Verschaffel, Van Den Driessche, 2011: 6

Wat zijn de 3 belangrijkste leerlessen? Wat lieten de experimenten in het transitieprogramma zien?

LES 1 – De ‘campingbaas’ als schakel met de (buiten)wereld

Natuurlijk bestaat de rol van conciërge al. Toch vragen  de leerruimtes van de toekomst om een ander en ruimer functieprofiel, een soort ‘campingbaas’. Concreet gaat het om een ‘plekwerker’ die naast het operationele werk een verbindende én programmatorische rol kan opnemen. Die verbinding kan makentussen de diverse groepen in een gebouw of op een plek en die van elkaar kunnen leren. Verbinding met wat er leeft in een specifieke omgeving. Verbinding tussen enerzijds (leer)vragen, passies, talenten en anderzijds contexten of geschikte ruimtes om dit verder te ontwikkelen. Vanuit die verbinding kan dan een programma voor de leerruimte ontstaan.

Scholen willen zich openstellen voor de omgeving en uit hun ivoren toren breken. Maar het doorbreken van de schoolmuren gaat niet vanzelf: plekwerkers zijn nodig om deze ambitie in praktijk te vertalen. Plekwerkers nemen allerlei initiatieven, klein en groot: van het openstellen van een klaslokaal voor een avondcursus computervaardigheden, over het organiseren van stageplaatsen bij lokale ondernemers, tot het realiseren van projecten in, met en voor de buurt. Een mooi voorbeeld hiervan is het transitie-experiment Buurtcampus in Gent waarbij leerlingen tandzorg gratis tandverzorging bieden aan kwetsbare inwoners uit de directe omgeving of sociaal werkers tijdens hun opleiding in interactie gaan met en in de buurt.Meer over Buurtcampus lees je hier Zo ontdekt de buurt ook de mogelijkheden om mee de ruimte te gebruiken en mee te leren. 

Dergelijke werking stimuleert de ontwikkeling van leerecosystemenMeer over leerecosystemen lees je hier. De onderwijsinstelling vormt dan slechts een van de vele stakeholders die verantwoordelijk zijn voor het leren. Plekwerkers dragen bij aan de ontwikkeling van sterke en dynamische leerecosystemen. Ze spelen een onmisbare rol bij de uitbouw van duurzame partnerschappen wat tijd, engagement, continuïteit en aanwezigheid in de buurt vergt. Ze smeden actief samenwerkingsverbanden tussen scholen, stedelijke voorzieningen, ondernemingen, organisaties, burgerinitiatieven, en individuen. Een mooie praktijk zien we bij de uitbating van Campus National van Thomas More Hogeschool. Een open campus waar diverse opleidingen, buurtbewoners, lokale organisaties, de stad,… gebruik maken van de ruimten en elkaar ontmoeten. Plekwerkers zorgen ervoor dat het leren niet afgeschermd van de samenleving gebeurt, maar dat de samenleving als onderdeel van het leren centraal komt te staan.

De ‘campingbaas’ toont het belang van een andere mindset en skill set. Een open leeromgeving ontstaat niet vanzelf: het vraagt (pro-)actieve schakelfiguren die voldoende voelsprieten hebben, die niet alleen het eigen terrein maar ook de omgeving uitstekend kennen, en die een diversiteit aan gasten kunnen bedienen met advies op maat. 

Uitdagingen

  • Of ze nu  ‘plekwerkers’, ‘community builder’, ‘mentor in residence’, kwartiermaker, … worden genoemd: vaak is dit een te weinig erkende en gevalideerde rol.
  • Het is van groot belang om deze rol toe te wijzen aan (liefst meerdere) personen met de juiste vaardigheden. Te vaak wordt dit overgelaten aan directie, leerkrachten, of anderen die deze rol vanuit engagement opnemen.
  • Plekwerkers kunnen het niet alleen. Er is ook nood aan een (andere) cultuur en een kader waarbinnen gewerkt kan en mag worden.  

Samengevat:

+ de ‘campingbaas’ of ‘plekwerker’ verbindt het leren met de (buiten)wereld

+ bouwen aan een open leeromgeving vergt de nodige voelsprieten en vaardigheden

+ een ‘plekwerker’ is noodzakelijk maar ook een specifieke cultuur en kader om wendbare ruimte in praktijk te vertalen

LES 2 – Leerruimtes van de toekomst vragen om wendbare ruimte en organisatie

Ruimte én organisatie moeten wendbaar zijn. Hoe een ruimte het beste het leren kan faciliteren is een voortdurende zoektocht. Het volstaat niet om een plattegrond in te tekenen met lesbanken en stoeltjes. Idealiter kan de ruimte zich eenvoudig kan aanpassen aan nieuwe noden of wensen, die ook per gebruikersgroep kunnen wisselen. Dit vraagt uiteraard ook veel van een organisatie, die in staat moet zijn om hier soepel in mee te bewegen, zo ervaarde ook BuurtcampusMeer over Buurtcampus lees je hier. De organisatorische uitdaging achter wendbaar ruimtegebruik is groot.
Meer over Samen organiseren voor transitie lees je hier

Wendbare ruimte gaat om het inbouwen van een zekere graad van onbepaaldheid bij het inrichten van de ruimte. Ruimte waarvan de functie of het gebruik niet volledig vastligt, maar die flexibel is. Denk bijvoorbeeld aan ruimtes die dienst kunnen doen als turnzaal, cinema, als feestzaal voor de buurt of een repair café. Idealiter vertrekt dit vanuit een collectieve programmering van de ruimte. In dat geval is het niet langer de directeur, het bestuurslid, de leerkracht of de architect die top-down bepaalt welke activiteiten hoe en waar kunnen plaatsvinden. Het ontwerp en het gebruik van de ruimte op een meer organische manier tot stand.  Sterke praktijkvoorbeelden hiervan zijn de >maakleerplekMeer over de maakleerplek lees je hier in Leuven, Broei en Timelab in Gent.

Wendbare ruimte stimuleert (informele) ontmoeting en de ontwikkeling  van sociale relaties en praktijken. Door af te stappen van stereotiepe, statische lesruimtes waarin de leerkracht vooraan staat,worden kan er ruimte ontstaan voor allerlei andere vormen van lerende interactie in een ruimte mogelijk. Doordat deze leerruimtes verschillende soorten lerenden of organisaties samenbrengen onder één dak of op één plek, ontstaan er nieuwe mogelijkheden voor samenwerking, doorverwijzing, en uitwisseling. Dat leidt tot een rijkheid van talenten, vaardigheden, capaciteiten en kennis. Ruimte voor informele ontmoeting en diversiteit in de gebruikers van de plek is hierbij essentieel, alleen dan kan een gesprek over een gezamenlijke uitdagingen, een gedeelde visie, een gedeelde opdracht ontstaan: tussen mensen én organisaties. 

Waarom (ver)nieuw(end)?

– Wendbare ruimte biedt gecombineerde voordelen, namelijk ecologische winsten (minder ruimte benemen, dus minder materiaalverbruik); financiële winsten (minder en gedeelde ruimte gebruiken, dus minder kosten); en sociale winsten (mogelijkheden voor kruisbestuiving en ontmoeting). Bovendien tonen praktijkvoorbeelden dat wendbare ruimte ook in het bijzonder geschikt is voor het toepassen van vernieuwende pedagogische en didactische praktijken.

Uitdagingen

– Er is een algemene schaarste op het vlak van ruimte (niet enkel voor onderwijs trouwens). Daardoor is er in het bouwproces sterk toegenomen aandacht voor functionaliteit en specialisatie. Wendbare ruimte (of ‘witruimte’ in architectuurjargon) komt daardoor de afgelopen jaren steeds meer onder druk te staan.  Ook in  ver(nieuw)bouwprocessen wordt relatief weinig aandacht besteed aan wendbaar en toekomstig gebruik, maar wordt voornamelijk vanuit huidige noden, functie en efficiëntie gedacht. We moeten dus een goed evenwicht vinden tussen wendbare ruimte en de (nog steeds aanwezige noden aan) herkenbare ruimte.  Zie in dit kader het transitie-experiment De Met  in Leuven, waarbij gewerkt is met een combinatie van individuele werkplekken, instructieruimtes en presentatieruimtes.  We moeten sterker inzetten op sociaal-ruimtelijk onderzoek en co-creatie (ontwerp en programmering/gebruik van ruimte) met toekomstige gebruikers en buurtbewoners tijdens (ver)bouwprocessen om de lokale noden én de kansen van het voorzien van voldoende wendbare ruimte te bewaken. 

‘Wendbare ruimte’ vergt zowel aandacht voor de hardware (de fysieke ruimte) als de software (de organisatie, het programma, sociale relaties, gebruik, processen van toe-eigening)Dit gaat over gebruik en beheer van de ruimte en raakt dus aan het thema ‘Samen organiseren voor transitie’.  Lees hier meer.  

 Het samenspel tussen beiden is van belang en roept verschillende vragen op. Wat leg je vast? Wat laat je open? Hoe bereik je een evenwicht tussen tijdelijke en vaste elementen in de ruimte? Hoe vertaalt dit zich in de organisatie in de combinatie van een vast team en een dynamische groep van partners, medewerkers, en vrijwilligers? Hoe creëer je een open plek waar zowel vaste gebruikers, als nieuwelinge zich welkom voelen?
Meer over dit soort vragen lees je bij ‘samen organiseren voor transitie’. 

– Hoe zorg je dat de ruimte echt deel wordt van het leren en een leerecosysteem en meer is dan ‘we huren een zaal bij…’? Zorg dat het beheer van ‘wendbare ruimte’ samenhangt met de visie, het DNA en de locatie van de organisatie of de plek. Definieer welk type van activiteiten en gebruikers gehost kunnen worden.

 

Samengevat:

+ kruisbestuiving, kennisuitwisseling en doorverwijzing tussen verschillende partijen

+ wendbare ruimte voor informele ontmoeting

+ (meer dan de) optelsom van talenten, vaardigheden en kennis

+ het belang van beheer, organisatie en afspraken – hardware needs software

LES 3 – De wereld … als leerplek

Een leerplek is geen neutraal canvas, maar kleurt wat, hoe en met wie we leren. Wie heeft er geen herinneringen aan de lange schoolgangen, met eindeloze kapstokrijen, al dan niet vergezeld van een weeïge soepgeur? Als de schoolmuren niet langer de grenzen van onze leeromgeving bepalen, dan opent er zich een nieuwe wereld die veel kansen biedt voor ‘plekgebaseerd leren’ of ‘nomadisch leren’. Leren buiten de schoolmuren hoeft niet enkel binnen een bedrijf te zijn, maar kan zich ook richten op een bos, een waterloop, een boerderij, of een woonzorgcentrum. De omgeving of de plek zelf, de lokale gemeenschappen die hier samenleven, de fauna en flora die hier aanwezig zijn, en de maatschappelijke kwesties die hier spelen, maken dan actief deel uit van het leren. 

Lerenden zijn burgers en burgers zijn lerend. Plekgebaseerd leren hangt nauw samen met leren vanuit burgerschap: door stil te staan bij de vele maatschappelijke uitdagingen die zich concreet manifesteren in onze directe leefomgeving, kan via het leren een kritische bijdrage worden geleverd aan de samenleving. Ook groepen die elkaar anders niet ontmoeten, worden zo samengebracht op deze leerplekken. Dit sluit aan bij het leren als een actieve bezigheid, dat zich niet beperkt tot louter kennisoverdracht. Het leren over dieren en planten gebeurt niet via een tekstboek maar bijvoorbeeld door het helpen verzorgen van schapen, of het telen van groenten op een boerderij. Klimaatkwesties worden concreet door bijvoorbeeld via een co-creatieproces duurzame alternatieven te ontwikkelen voor het waterbeheer in een wijk. LoReco brengt burgers samen om via een lokaal waardesysteem leren, leven en werken te verknopen. MaakleerplekMeer over de maakleerplek lees je hier koppelt maken en leren in al haar ruimtes voor alle burgers in Leuven. 

Waarom (ver)nieuw(end)?

– Omwille van de talrijke ‘wicked problems’ of complexe,vraagstukken die moeilijk oplosbaar zijn en waar we als samenleving mee worden geconfronteerd, is er een toegenomen aandacht voor al doende leren, vertrekkend vanuit concrete contexten en ‘behapbare’ deelvraagstukken. Het ‘plekgebaseerd leren’ sluit hierbij aan;

– Zowel binnen formele onderwijscontexten als bij meer informele leeromgevingen komt steeds meer aandacht voor het sociale leren, het leren door samen dingen te doen vanuit praktische situaties, ook buiten de schoolmuren. Een praktijkvoorbeeld hiervan is BROEI: samen koken, samen bouwen, samen eten… maakt mee deel uit van de jongerenwerking. 

Uitdagingen

– Het leren naar plekken brengen die daar initieel niet voor bedoeld zijn, creëert uitdagingen niet alleen op vlak van ruimte maar ook op vlak van samenwerking of governance
Meer over ‘samen organiseren voor transitie’ lees je hier . Een praktijkvoorbeeld hiervan is De METMeer over De MET lees je hier: het leren in een zorginstelling zorgde voor praktische uitdagingen, zoals het vinden van een plek waar twintig leerlingen kunnen samen zitten, of waar wifi aanwezig is. Ook Timelab en een lokale school experimenteren met hoe de school bewoner en gebruiker van de gebouwen van
Timelab kan zijn. 

– Tijdelijk ruimtegebruik biedt opportuniteiten voor nomadisch leren. Het activeren van de tussentijd (periodes van tijdelijke leegstand in gebouwen of op plekken) wint aan belang. Maar er zijn nog veel gemiste kansen omwille van allerlei obstakels (o.m. regelgeving);

– Subsidiekaders zijn nog onvoldoende afgestemd op het creëren of ondersteunen van dergelijke (al dan niet tijdelijke) leerplekken. Vaak wordt verwacht dat alles op voorhand al wordt bepaald en vastligt, o.a. ook de ‘doelgroep’. Dit staat haaks op de nood aan experiment, een doelgroep-overschrijdende aanpak, en werken vanuit de plek als actor;

– De werelden van ruimte, ontwerp, leren en werken komen hier samen. Ze hebben elk hun eigen logica en taal. Ruimte creëren voor wat nog niet gekend, geweten en op voorhand vastgelegd is vergt een sterk beleid en leiderschap.

Samengevat:

+ plekgebaseerd leren: het leren verplaatst zich naar geschikte ruimtes in de buurt of wijk

+ de sociaal-ruimtelijke context waarin het leren plaatsvindt maakt actief deel uit van het leren

+ leren vanuit burgerschap

+ het leren als een actieve bezigheid, niet louter als kennisoverdracht

Wat nu? Acties voor de toekomst

Leerplekken van de toekomst laten zich niet onder een stolp zetten maar willen verbinden met verankeren in de maatschappij. De transitie-experimenten tonen hoe je wendbare ruimte voor lere in praktijk vertaalt. Welke actiepunten zijn nodig om deze transitie in de toekomst te versnellen?

  1. Grijp de noodzakelijke reconversie van verouderde schoolgebouwen en onderwijscampussen aan om in de toekomst open leeromgevingen te creëren.
  2. Ontwikkel een herkenbare taal om de transitie naar open leeromgevingen aan te jagen, in cocreatie met  de diverse betrokkenen (onderwijs, architectuur, stedenbouw, beleid, onderzoek, samenlevingsopbouw, ondernemingen,…).
  3. Breng het ruimteaanbod en de ruimtevraag in kaart en organiseer op regelmatige basis matchmaking tussen ruimte aanbieders en -vragers. Pak deze mapping en matchmaking grondig aan: kwantitatief en kwalitatief, met oog voor de typologie, flexibiliteit, en locatie; en identificeer het DNA van de ruimtevragers. Het draait om meer dan vierkante meters: ook een inhoudelijke match tussen organisaties en initiatieven onderling, met de buurt en de omgeving, en met het potentieel van het gebouw of de plek is van belang. Een praktijkvoorbeeld hiervan is de Taskforce Vestiging Onderwijsvoorzieningen in Gent
  4. Voorzie wendbare ruimte in zowel nieuwbouw als in bestaand patrimonium. In het laatste geval gaat dat over het anders gebruiken van de beschikbare ruimte, bv. het openstellen van ruimte na de schooluren. Permanente structuren voor tijdelijkheid. 
  5. Leer van experimenten in bestaande scholen en campussen, en pas deze inzichten vervolgens toe in nieuwbouwprojecten. Snuffel zeker eens in de ervaringen van de BuurtcampusMeer over Buurtcampus lees je hier.
  6. Bouw partnerschappen uit met lokale overheden en diensten om de relaties tussen de school, de doe-maak-leerplek, de campus en de omliggende buurt te stimuleren. Wijkregisseurs, wijkactieteams, opbouwwerkers kunnen hierbij een sleutelrol opnemen.
  7. Creëer ontzorging rond praktische obstakels die gedeeld ruimtegebruik in de weg zitten. BuurtcampusMeer over Buurtcampus lees je hier ontwikkelde een tool voor ruimtegebruik  en zorgde ervoor dat de dienst facilitair beheer mee vertegenwoordigd is in het projectteam, waardoor allerlei obstakels i.v.m. gedeeld ruimtegebruik werden overwonnen. Dat gaat onder meer over de ontwikkeling van een eenduidige beslissingsboom, duidelijke prijzen voor lokalenverhuur, de beschikbaarheid van personeel om na kantooruren externen binnen te laten of technische ondersteuning te geven, afspraken rond schoonmaak. 
  8. Betrek zowel de buurt en de buren, als architecten beter en eerder bij de ontwikkeling van (leer)plekken. Nu ligt de visie op leren er vaak al, gekoppeld aan een programma van eisen voor het gebouw. De samenwerking met de architect en participatie met de buurt komen pas later in beeld. Deze werkwijze volgt het adagium dat het leren de eisen aan de ruimte bepaalt. Er is in een vroeger stadium nood aan dialoog. Alleen dan spring je verder. Dit impliceert ook andere procedures en aanbestedingsvormen. Zoek hiervoor aansluiting bij andere initiatieven rondom innovatieve aanbesteding, of lanceer zelf meer flexibele, innovatieve calls.  Een voorbeeld hiervan is de call ‘Broedplekken’ die recent is gelanceerd vanuit de Vlaamse Gemeenschapscommissie (Brussel). Een ander voorbeeld is de aanbesteding van maakleerplekMeer over de maakleerplek lees je hier.
  9. Breng in kaart welke regelgevende kaders momenteel in de weg zitten bij het identificeren, ontwerpen, ontwikkelen, beheren en gebruiken van gedeelde ruimte. ,  Analyseer grondig of deze regel echt een de barrière is of niet. Ga in dialoog met beleidsmedewerkers en juristen om hun andere interpretatie te kennen en zoek maximaal de vrijheid op die je kan nemen binnen bestaande regels.
  10. Zorg dat er voldoende erkenning en capaciteit aanwezig is om de rollen en taken van een plekwerker goed en volwaardig te kunnen uitvoeren, meer concreet:
    • Maak de noodzakelijkheid van een ‘plekwerker’ in hogescholen, universiteiten, en andere leeromgevingen breder bekend, bijvoorbeeld via kennisdeling over ervaringen. Besteed hierbij aandacht aan de taken en rollen, de functieomschrijving, en het mandaat dat hiervoor nodig is. Vandaag zien we onder andere bij BuurtcampusMeer over Buurtcampus lees je hier en Campus National dergelijke initiatieven.
    • Bepaal het functieprofiel van een ‘plekwerker’ en nodige vaardigheden waarover deze persoon dient te beschikken. Zo zijn bij het transitie-experiment Buurtcampus al grote stappen gezet in hoe zo een functieprofiel eruit zou kunnen zien. Er is behoefte aan een vervolg om dit nu ook echt in de praktijk te brengen. 
    • Investeer  (budget en mankracht)  om plekwerkers hun ding te laten doen. Hiervoor is een overbrugging van de rendabiliteit (voorfinanciering) van deze functie nodig. Bestuurders zien het vooralsnog als een extra kostenpost. Deze overbrugging zou ook via een subsidie kunnen worden gefinancierd, maar potentieel zouden ook bedrijven dit gat kunnen dichten en hieraan bijdragen. 
    • Zorg voor een inbedding van de functie van ‘plekwerker’ in de gehele organisatie. Het gaat om iemand die een ruimte vertegenwoordigt en daar niet alleen als conciërge maar ook als ‘campingbaas’ acteert, de noden in de buurt kent, en weet hoe deze te matchen met het eigen aanbod. Denk hierbij niet te eng vanuit één ‘superprofiel’-plekwerker die verantwoordelijk is voor het beheer én het ontwerp van de plek. Plekwerken vraagt meer dan een nieuwe ondersteunende functie, het vergt een andere mindset binnen de gehele organisatie.
    • Voorzie voldoende experimenteerruimte om deze nieuwe functie op een plekgebaseerde en creatieve manier vorm te geven. Onder meer bij het transitie-experiment maakleerplekMeer over de maakleerplek lees je hier  is hier ervaring rond ontwikkeld. Zij wekren op een dynamische manier met mentorship in residence. Curatoren krijgen mandaat om gedurende een aantal jaren na te denken over een programma.

Meer lezen?

  • Bouchain P. (2015). l’École du domaine du possible. Voor meer informatie, zie: https://ecole-domaine-du-possible.fr/lecole-du-domaine-du-possible
  • Brown, J., Collins, A., & Duguid, P. (1989). Situated Cognition and the culture of learning. Educational Researcher, 18 (1), 32-42.
  • Châtel G., Verschaffel B., Van Den Driessche M. (2011). De Ruimte van de SchoolContext / Instrument / Operaties / Bouwstenen / Gevallen, in opdracht van: Vlaams Bouwmeester, Ministerie voor Bestuurszaken.
  • Corbett, M. (2016). Rural futures: Development, aspirations, mobilities, place, and education. Peabody Journal of Education, 91 (2), 270-282. Retrieved from https://doi.org/10.1080/0161956X.2016.1151750
  • Deringer, S. (2017). Mindful Place-Based Education: Mapping the Literature. The Journal of Experiential Education, 40 (4), 333-348.
  • Dhert, S., & Jan. E. (Eds.). (2020). Position paper Educational Master Behavioral Sciences KU Leuven. Leuven: KU Leuven. 
  • Dionne, C. (2016). A Leap of Faith in the Realm of the PossibleSocial Poetics. The Architecture of Use and Appropriation, OASE, (96), 73–76. 
  • Leemans, G., Dhert, S., Merckx, B., Van Ingelghem, M., Thoen, E., Neyrinck, J., & Vervenne, M. (2021). Leren om de wereld te veranderen. Reflecties over het beleid Educatie voor Duurzame Ontwikkeling in Vlaanderen naar aanleiding van de ‘UNESCO ESD for 2030 agenda’. Manuscript submitted for publication.
  • Stadsbouwmeester Gent, Stadsessay n° 4. Stadsgebouwen 2.0. Te downloaden via deze link.
  • Shove, E., Pantzar, M., & Watson, M. (2012). The dynamics of social practice: Everyday life and how it changes. London: Sage.
  • Vervloesem, E. (2022). Verkennende studie Mensgericht Plannen. In opdracht van Stad Gent, Dienst Beleidsparticipatie en Dienst Stedelijke Vernieuwing.
  • Vervloesem, E., Dehaene, M., Goethals, M., Yegenoglu, H. (Eds.) (2016). Editorial. Social Poetics. Architecture of Use and Appropriation. OASE #96. Rotterdam: NAi publishers.
  • Wenger, E. (1998). Communities of Practice: Learning, Meaning, and Identity. Cambridge: Cambridge University Press.