Buurt in de campus, campus in de buurt

De lessen

Artevelde

Wat weet je nu dat je had willen weten aan het begin van jullie traject? Wat zijn de belangrijkste inzichten die jullie op deden? Hoe kwam je tot deze inzichten?

1.

Inzicht in de noden en sterktes van de buurt is een noodzakelijke voorwaarde om een buurtcampus uit te bouwen.

Elkaar kennen is noodzakelijk om een betekenisvolle samenwerking op te zetten. Daarbij moet je erover waken niet enkel facilitaire noden in kaart te brengen maar ook op zoek te gaan naar wederkerigheid. Wederzijdse kennismaking en het laten groeien en rijpen van ideeën is erg belangrijk. Het aanvankelijk enthousiasme moet heel actief warm gehouden worden. En dit vraagt tijd! Er is echt iemand nodig die tijd en ruimte krijgt om de contacten met de buurt te onderhouden en samenwerking mogelijk te maken.‘Tijd’ komt er niet vanzelf, je moet je er op organiseren. Lees meer bij ‘samen organiseren voor transitie’.

2.

Een wederkerige samenwerking vraagt om een ander contract dan zuiver lokalenverhuur. Dit is een uitdaging op juridisch en facilitair vlak.

Wie zal toegang verlenen? Wat met technische ondersteuning? Wat met verzekering? Wat als er schade is? Moet de partner huur betalen? Het openstellen van de campus buiten de school- en kantooruren vraagt om een duidelijk kader van wat kan en wat niet, en een businessmodel waarbij een onderscheid gemaakt wordt in huurprijzen naargelang het type organisatie en het type samenwerking. Er moet ook steeds een zogenaamde ‘plekwerker’ bereikbaar en beschikbaar zijn zodat mensen binnen kunnen, of als er problemen opduiken.Meer over de plekwerker aka campingbaas lees je bij het thema ‘wendbare ruimte’. Dit zouden studenten kunnen zijn, of buurtbewoners die daartoe een korte opleiding krijgen. Een ander probleem zit in de schoonmaak: een lokaal openstellen buiten de kantooruren kan alleen als dat lokaal ook tijdig gepoetst kan zijn voor het volgende (interne) gebruik. Naast deze puur logistieke en technische aspecten moet het contract ook aangeven op welke manier en op welk niveau de hogeschool en de partner zullen samenwerken. Het moet omvattend zijn en tegelijk flexibel genoeg om de samenwerking bij te sturen of een andere invulling te geven.

3.

We botsten op cultuurverschillen in onze organisatie en een gebrek aan personeel om ad hoc experimenten na de kantooruren te verduurzamen.

We organiseerden bv. een hackathon, een tentoonstelling met een buurtorganisatie, een voetbaltoernooi op zaterdag… Maar we leerden uit dit project dat dit nog steeds eerder als moeilijke uitzondering geldt dan als regel. Daarom zetten we in op een kader dat alle drempels en noden blootlegt, op een businessmodel dat uittekent hoe dit financieel mogelijk kan gemaakt worden en op een beslissingsboom die een aantal algemene afspraken vastlegt over wat mogelijk moet zijn.

4.

Om aantrekkelijke buitenruimtes die niet benut worden te laten gebruiken door de buurt moeten ze eerst in kaart gebracht worden.

Er moet gezocht worden wie de eigenaar is en wie verantwoordelijk is voor deze ruimtes en het onderhoud.
Wendbaar ruimtegebruik vraagt het in kaart brengen van ruimtes en hun beheerders! Lees hier meer

5.

Om mediatheken publiek toegankelijk te maken en ervoor te zorgen dat de buurt ook echt de weg er naartoe zal vinden moet er meer bekendheid zijn én moet er een aanbod zijn in de mediatheken dat de buurt aanspreekt.

Het is niet voldoende om een formele beslissing te nemen dat de mediatheek zal opengesteld worden voor de buurt. Je moet er echt energie in steken en actief een aanbod creëren dat de buurt laagdrempelig binnentrekt.

Buurtcampus

6.

Er is nood aan een kader voor docenten en medewerkers om samenwerkingen op te zetten zodat die meer kunnen ingebed worden in de cultuur van de hogeschool.

Goede praktijken van collega’s werken erg inspirerend voor anderen en vormden een goede start voor dialoog met de verschillende opleidingen. Het bleek ook erg waardevol om het bestaande en potentiële netwerk van Arteveldehogeschool op een interactieve kaart zichtbaar te maken.

7.

Om een platform zoals Gentlestudent echt te laten renderen moet het grotere bekendheid krijgen bij studenten en docenten en moet het heel gebruiksvriendelijk zijn.

Je kan wel een mooi platform bouwen en organisaties uit de buurt uitnodigen om daar leerkansen aan toe te voegen, maar als de studenten niet weten dat het platform bestaat en/of de meerwaarde niet zien voor zichzelf, dan werkt het niet.

8.

Een centraal aanspreekpunt voor externen is cruciaal om te schakelen van sporadische samenwerkingen naar echte buurtcampussen.

Het is niet altijd mogelijk iemand vrij te maken om aan vergaderingen van wijkactiecomités deel te nemen omdat hiervoor geen ruimte voorzien is. Daardoor is het moeilijk om vragen vanuit de buurt te capteren en te laten doorstromen naar de juiste mensen. Een mogelijke oplossing is de aanstelling van een ‘buurtanker’ in elke campus die verantwoordelijk is voor de samenwerking met de buurt en die de vragen capteert, doorspeelt en beantwoordt.

9.

Flexibele communicatiekanalen zijn belangrijk om vlot te kunnen inspelen op de snel veranderende inzichten.

 Soms botst dit met het algemene communicatiebeleid. Ook een sterke integratie van de buurtcampus op de website van de hogeschool en sociale media is belangrijk.

10.

Er is focus nodig in het bepalen van welke stakeholders mee te nemen.

Uit een mapping bleek dat we onze studenten, de niet-georganiseerde buurtbewoners en de lokale economie niet voldoende mee hadden. We beslisten de lokale economie in dit project geen prominente plaats te geven waardoor we her en der wel gezien worden als een sociaal project dat enkel inzet op kwetsbare groepen. Dit moeten we voldoende blijven counteren. We vonden ook een blinde vlek: 80% van de studenten vindt meer contact tussen buurt en campus een goed idee maar evengoed heeft 82% van de studenten nog nooit van buurtcampus gehoord. Hier hebben we nog wel wat werk aan de winkel. We zullen hiervoor via onze docenten moeten werken. Maar het is ook erg belangrijk om zo veel mogelijk studenten bij het project te betrekken. Zij vertellen er dan verder over, en zo verspreidt het vuurtje zich.

Negen transitie-experimenten verkregen vanuit het Europese Sociaal Fonds financiering en ondersteuning.